Dr. Harald Jorstad werkt sinds 2017 als sportcardioloog/preventiecardioloog aan het Amsterdam UMC. Vanuit deze functie geeft hij consulten op de buitenpoli van het Amsterdam UMC, locatie Sport Medisch Centrum Papendal, waar topsporters én niet-topsporters op maat gesneden zorg krijgen.
Harald Jorstad wordt geïnterviewd door Marjon Jansen en Annemiek Hutten. Marjon Jansen heeft zelf intensieve sportcardiologische begeleiding gekregen bij via Amsterdam UMC locatie Papendal, nadat zij, als fanatiek sporter, hartritmestoornissen kreeg. Annemiek Hutten is oprichter van Het Vrouwenhart Spreekt, en zelf ook enthousiast sporter.
Annemiek: Wat voor soort hartpatiënten komen er naar jullie buitenpoli op Papendal?
Harald: Die kun je eigenlijk onderscheiden in drie groepen. De eerste groep bestaat uit patiënten met een zware hartafwijking. Bijvoorbeeld mensen die geboren zijn met een half hart, en in hun eerste levensjaren al vier operaties hebben gehad, maar die toch een halve marathon willen doen. De tweede groep zijn recreanten, die eigenlijk alles goed deden en fit en sportief waren, maar die toch iets aan hun hart hebben gekregen. Het sporten kan dan de druppel zijn om een zwakke plek, waar ze al mee geboren waren, boven water te brengen. En de derde groep is een heel kleine, maar interessante groep, namelijk de topsporters, waarbij we screenings en onderzoek doen.
We gebruiken de ervaringen die we in de topsport opdoen juist ook om de recreanten te helpen. En dus ook hartpatiënten.
Marjon: Ik denk dat veel mensen zich nauwelijks realiseren dat ze ook als niet-topsporter naar dit soort sportmedische centra kunnen.
Harald: Onze buitenpoli op Papendal is zeker niet alleen voor de topsporter. We gebruiken de ervaringen die we in de topsport opdoen juist ook om de recreanten te helpen. En dus ook hartpatiënten. En dat kan heel goed op deze locatie, waar niet-topsporters op dezelfde fiets zitten of op dezelfde loopband lopen als topsporters. In de sportcardiologie ligt topsport en topzorg heel dicht bij elkaar.
Marjon: Het is zo fijn dat je als sporter met een hartziekte begrepen wordt op een sportcardiologische poli zoals die op Papendal. Dat ze snappen dat je niet tevreden bent met een beetje wandelen en fietsen.
Harald: Als je als sporter op bij ons komt op een locatie zoals Papendal, voel je je totaal anders dan als je in het ziekenhuis komt voor revalidatie. Iemand voelt zich minder patiënt en meer sporter. En daarmee win je al zoveel voordat het consult überhaupt begint. Dat hoor ik ook vaak terug van patiënten, mannen én vrouwen. Ze voelen zich hier gezien.
Annemiek: Ik heb vaak de indruk dat bij hartpatiënten sporten en bewegen als één geheel wordt gezien. Maar als sporter wil je meer dan bewegen, je wilt iets waarvan je gaan zweten, en grenzen opzoeken. Ook al weet je zelf wel dat intensief sporten misschien niet het beste is voor je hart.
Harald: Sport is risico’s nemen. Dat geldt voor alle sporten. En hoe hoger het niveau, hoe meer risico’s, want anders win je niet. En dan moet je met elkaar die risico’s inzichtelijk maken en kijken welke risico’s je acceptabel vindt. Je moet dat goed monitoren, en je niet uit het veld laten slaan als het een keer misgaat. Mensen krijgen vaak een enorme klap als er weer iets gebeurt, maar dat kan even een uitschieter zijn. Dan moet je realistisch kijken: is er iets dat we over het hoofd hebben gezien?
Iemand wordt minder patiënt en meer sporter.
Annemiek: In hoeverre zijn jullie gericht op vrouwen met specifieke vrouwenhart-problemen?
Harald: Als algemeen cardioloog in een academisch ziekenhuis moet ik op de hoogte zijn van alle aandoeningen. Ik ben natuurlijk wel vooral gericht op mensen die bij mij komen, en dat zijn sportende mensen. Daar zitten ook veel vrouwen tussen, dus dat betekent dat we ook in aanraking komen met ziektebeelden die meer bij vrouwen voorkomen. Zoals een spontane dissectie zonder vindbare reden. Of bepaalde soorten hartfalen die je met name bij ogenschijnlijk fitte, magere, wat oudere vrouwen ziet.
En natuurlijk zijn er kennishiaten. Die zijn er in de hele cardiologie, maar bij vrouwen zitten er nog wat meer kennishiaten, bij wie specifieke dingen meer voorkomen dan we gewend zijn bij mannen. Maar het belangrijkste is: uiteindelijk zit er gewoon een sporter voor je. En dat is een man of een vrouw of anders. En die wil niet weten wat er in die hele groep gebeurt, of wat er in een studie met 10 duizend mensen gebeurt. Die wil gewoon weten: kan ik op de fiets, kan ik hardlopen, kan ik de bergen in, kan ik duiken…
Annemiek: Bij specifieke vrouwenhartaandoeningen denk ik bijvoorbeeld aan coronaire vaatdysfunctie[1]. Vrouwen met die aandoening zijn vaak behoorlijk beperkt. Sommigen kunnen nauwelijks normaal wandelen of fietsen. Kun jij als sportcardioloog iets voor die vrouwen betekenen of zijn zij beter af op een ander soort revalidatiecentrum?
Harald: Soms komen mensen naar ons toe, die zeggen dat ze willen sporten. Maar als we dan gaan doorvragen, dan blijken ze helemaal niet zo gemotiveerd. Dan wordt het een stuk moeilijker, want om te sporten heb je motivatie nodig. Maar als een vrouw, met wat voor ziekte dan ook, gemotiveerd bij ons komt en zegt: ik wil fit zijn, ik wil een berg op kunnen wandelen, ik wil een halve marathon kunnen lopen… Daar kunnen we wat mee. We kunnen natuurlijk geen wonderen verrichten, maar mensen die echt willen sporten, kun je inspireren. Als je creatief denkt en samen zoekt naar wat wél kan, dan kom je een eind. Bij ernstige vasculaire dysfunctie geldt wel: als je gefocust bent op iets waarvan wij denken: dat gaat echt niet, dan wordt het moeilijk. Maar dan gaan we stap voor stap uitzoeken wat er wél kan. Dan komen er soms andere opties naar boven, of de patiënt ontwikkelt een nieuwe passie.
Voor ons als sportcardiologen is het wel belangrijk dat er van tevoren een goede analyse is gedaan door experts. Als er geen duidelijke diagnose is, dan wordt het voor ons wel lastig om een goed sportadvies te geven. We kunnen bijvoorbeeld geen acetylcholinetest[2] doen op locatie Papendal. We kunnen er natuurlijk wel over meedenken, maar een echt goed advies kun je pas geven als je weet hoe het ervoor staat.
Uiteindelijk zit er gewoon een sporter voor je. En die wil gewoon weten: kan ik op de fiets, kan ik hardlopen, kan ik de bergen in, kan ik duiken…
Marjon: Als ik het zo hoor, is het eigenlijk altijd maatwerk en moet je heel specifiek per patiënt kijken. Dat is een groot verschil met een revalidatietraject in het ziekenhuis, dat toch een beetje one size fits all is.
Harald: Veel revalidatieprogramma’s zijn tegenwoordig heel goed, maar ook daarin zitten verschillen. Zo’n algemeen programma is heel goed voor de mensen voor wie het eigenlijk ontwikkeld is, zoals patiënten na een grote hartoperatie, of mensen die nooit hebben geleerd om te bewegen. Maar iemand die gewend was om zes uur per week te sporten, die voelt zich niet altijd even goed thuis tussen mensen die nooit gesport hebben. Ik zou het liefst willen dat er ook programma’s verder ontwikkeld worden voor mensen die al sportief waren voordat ze een hartziekte kregen. Dat is echt een stip op de horizon. Ik zie voor me dat we een soort team vormen van een sportcardioloog, een physician assistant, en professionals die ervaring hebben met recreanten en met topsport. Want ook de mentaliteit van de topsport wil je erin houden.

Marjon: Als je geen topsporter bent, en je probeert toch nog het hoogst haalbare na te streven, dan is het lastig om goede begeleiding te vinden, is mijn ervaring. Voor mij was het geweldig dat ik op een sportcardiologische poli mijn maximale hartslag kon testen. Toen dat goed ging, had ik weer het vertrouwen om volop gaan sporten. Ik ben blij dat jullie dit gat opvullen voor dit type mensen: de competitieve, prestatieve sporter.
Harald: Zo leuk dat je dit zegt. En als je vandaag bij ons was gekomen, dan was het alweer sneller gegaan. We hebben onze inspanningstesten verbeterd, bijvoorbeeld altijd met zuurstofmeting en meer toegesneden op de vraag die we willen beantwoorden. We hebben ook betere wearables die we kunnen inzetten. Die kun je dragen tijdens het sporten, en daarmee kunnen we een hartfilmpje tijdens het sporten maken. Mensen die daar goed mee kunnen omgaan, kunnen daar ook zelfmonitoring mee doen.
We hebben nu ook een tweede sportcardioloog die ook heel goed naar pacemakers en devices kan kijken. En een physician assistent die ook veel aandacht heeft voor het mentale aspect. Alles wat jij aankaart, hebben we inmiddels opgepakt.
Annemiek: Op ons eerdere artikel over sporten met een hartziekte kregen we veel reacties van mensen met hartritmestoornissen. We kregen de indruk dat er wel een link is met intensief sporten. En dat intensief sporten misschien zelfs kan leiden tot hartritmestoornissen als je daar gevoelig voor bent.
Harald: Van boezemfibrilleren weten we bijvoorbeeld dat er een link is met intensief sporten, zowel bij mannen als bij vrouwen. Het zou zo kunnen zijn dat als mensen een beetje aanleg hebben voor hartritmestoornissen, dat die naar boven kunnen komen tijdens zo’n inspanning. Dat is een groep waar we wel iets mee kunnen, omdat we veel ervaring hebben met creatieve manieren om die ritmestoornis te ‘vangen’. Creatieve manieren van monitoren, maar ook creatieve manieren om te behandelen.
Marjon: Er zijn ongelooflijk veel varianten van hartritmestoornissen. En elk type moet weer op een andere manier behandeld worden.
Harald: We kijken eerst naar het sportgedrag: zit daar iets in dat het risico verhoogt? Kunnen we dat sporten slimmer inrichten, waardoor de ritmestoornissen minder vaak optreden? Wat zijn de triggers? Mensen houden die vaak zelf ook al bij, maar als ze dan met zo’n lijstje bij mij komen, dan kan ik er vaak nog meer uithalen. Het advies dat ik het meest geef is: sla nooit die warming up over. Er zijn zoveel mensen die geen warming up doen, en daarna allerlei klachten krijgen.
En verder kunnen triggers van alles zijn. Bepaalde soorten eten en alcohol zijn voorbeelden. En soms moet je aan mensen uitleggen dat sporten na een nachtdienst geen goed idee is. Want dan krijg je een soort ‘second hit’. Dus we kijken heel goed wat zo’n ritmestoornis veroorzaakt: zijn er nog andere medische factoren die we over het hoofd zien?
Annemiek: Schrijven jullie ook medicatie voor die het hartritme beïnvloedt?
Harald: Ja, vaak wordt bij hartritmestoornissen aan een bètablokker gedacht. Maar verapamil[3] kan soms een betere oplossing zijn. En soms kan het voldoende zijn om die af en toe te slikken. Ik behandelde bijvoorbeeld een vrouw die enorm veel overslagen vanuit de boezem had. Die neemt nu een pilletje verapamil in een paar uur voordat ze gaat hardlopen, en dan kan ze weer alles.
Het advies dat ik het meest geef is: sla nooit die warming up over.
Annemiek: We hadden het net over inspanningstests. Ik heb zelf een paar keer zo’n test gedaan, zeven jaar geleden. Ik had toen mijn twijfels of een fietstest altijd de beste manier is om een hartritmestoornis aan het licht te brengen. In hoeverre zijn deze inspanningstests inmiddels verbeterd?
Harald: Op locatie AMC doen we VO2-max[4] tests, met een masker op. Die test kunnen we doen op de fiets en op de loopband. We zouden dat ook in andere settings willen doen, maar dat is nog toekomstmuziek. Maar uit deze tests kun je al veel halen. Soms blijkt dat mensen minder fit zijn dan ze zelf denken. Of er blijkt dat ze heel verkeerd trainen, of dat er toch iets anders aan de hand is. Ik heb vaak ook longproblemen uit die test gehaald.
En als je nog verder gaat, probeer je de omstandigheden die de ritmestoornis uitlokt na te bootsen. Bijvoorbeeld korte sprintjes trekken en dan weer stoppen, in plaats van langdurig hardlopen of fietsen. We hebben ook eens een inspanningstest gedaan bij een sporter die een ernstige hartziekte had die bij hoge lichaamstemperatuur tot een levensbedreigende ritmestoornis zou kunnen leiden. Toen hebben we in de klimaatkamer de temperatuur op 36 graden met 80% luchtvochtigheid gebracht. Dat zijn natuurlijk uitzonderingen, maar daar kunnen we veel van leren.
Annemiek: Is er een wachtlijst voor sporters op de buitenpoli op Papendal?
Harald: Soms lopen de wachttijden behoorlijk op. Maar gelukkig groeit mijn team steeds meer, dus we kunnen ook meer mensen zien. Soms willen mensen graag door mij persoonlijk gezien worden, maar ons team is gewoon een team. Dus mensen kunnen net zo goed bij mijn teamleden terecht.
Annemiek: Zijn er ook andere sportcardiologiecentra waar mensen naartoe kunnen?
Harald: Een paar jaar geleden hebben we een zorgkaart ontwikkeld van alle sportcardiologiecentra in Nederland. En onlangs hebben we de website www.sportcardiologen.nl opgericht. Daarop kun je zoeken naar alle sportcardiologische expertise in het land. En het goede is dat al die sportcardiologen ook weer in een netwerk zitten. We kennen elkaar bijna allemaal, en we zijn er ook aan gewend dat we niet alles zelf weten. Want welke sportcardioloog weet nou alles van vliegen, duiken, zwemmen én langlaufen? Dus als iemand op zoek is naar specifieke kennis, dan kunnen we daar onderling naar doorverwijzen. We bespreken onze casussen ook met elkaar. Daardoor worden onze sportadviezen steeds specifieker. In plaats van ‘Dit kun je allemaal niet doen’ wordt het nu meer ‘Dit kun je doen met een bepaalde hartslag, met een bepaalde opbouw, en niet meer dan zoveel uur per week.’
En met een sportcardioloog is het ook zo dat je met de één een betere klik hebt dan met de ander. Je gaat toch een vrij intensieve periode in, waarin je je grenzen probeert te bereiken van wat je hart aankan. Dan moet je wel vertrouwen hebben in elkaar. Als ik merk dat ik met een patiënt niet verder kom, dan vraag ik: “Vind je het fijn om een keertje met een andere collega te praten?”
Marjon: Wordt jullie expertise ook breder gedeeld? Dus niet alleen onder sportcardiologen, maar ook onder alle cardiologen in ziekenhuizen?
Met alle sportcardiologen bespreken we onze casussen. Daardoor worden onze sportadviezen steeds specifieker.
Harald: Er zijn enorme ontwikkelingen. Preventiecardiologie is nu een erkend aandachtsgebied van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie. De hele sportcardiologie kent een enorme professionaliseringsslag. We hebben vorig jaar de Europese Sportcardiologie Dag in Amsterdam georganiseerd. Dat is een grote boost, niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen. Want Nederland is hierin wel een voorloper. Niet alleen patiënten, maar ook steeds meer bestuurlijke organen en ziekenhuizen zien de meerwaarde hiervan. Dat is heel leuk.
Interessante links
Lijst met sportcardiologische centra in Nederland
Tekst: Annemiek Hutten (Het Vrouwenhart Spreekt) & Marjon Jansen
Foto Harald Jorstad: Amsterdam UMC
[1] Coronaire vaatdysfunctie is een verzamelnaam voor hartklachten waarbij er géén vernauwing in de kransslagaderen is, maar waarbij patiënten wél serieuze klachten hebben, zoals pijn op de borst, kortademigheid of extreme vermoeidheid. De klachten worden dan veroorzaakt doordat de bloedvaten naar het hart niet goed functioneren, bijvoorbeeld door verkramping (spasme).
[2] De acetylcholinetest wordt ook wel coronaire functietest genoemd. Dit is een hartkatheterisatie waarbij verkrampingen van de hartspier uitgelokt worden door het toedienen door acetylcholine.
[3] Verapamil is een zgn. calciumantagonist. Het verbetert de zuurstoftoevoer naar het hart en beïnvloedt de hartslag.
[4] VO2-max staat voor de maximale zuurstofopname, en is daarom een goede maat om de conditie te meten.
Alle artikelen op deze website zijn eigendom van Het Vrouwenhart Spreekt. We stellen het op prijs als u deze zoveel mogelijk deelt, zodat de verhalen en ervaringen van de vrouwenhartpatiënten gehoord worden. Graag wel vanuit deze pagina, zodat de bron duidelijk is. Wilt u (delen van) deze tekst kopiëren om ergens anders te plaatsen? Neem dan s.v.p. contact op via het contactformulier op deze website.